Techniek
Om de hoeveelheid licht te regelen heb je 3 instellingen waarmee je kunt spelen: Diafragma, sluitertijd en lichtgevoeligheid.
Wanneer je deze instellingen goed op elkaar afstemt wordt je foto precies goed belicht.
Bij het maken van een foto is er niet specifiek een bepaalde combinatie van diafragma, sluitertijd en ISO goed.
Er zijn namelijk verschillende combinaties van diafragma, sluitertijd en ISO mogelijk die allemaal dezelfde belichting als resultaat hebben.
Om dit visueel te maken wordt vaak gebruik gemaakt van een belichtingsdriehoek.
Bij de belichtingsdriehoek kun je de binnenkant van de driehoek zien als de hoeveelheid licht die gebruikt wordt voor de foto.
Maak je een zijde van de driehoek korter(minder licht)? Dan is het belangrijk dat je een andere zijde van de driehoek langer maakt.
Diafragma
Het diafragma is de opening in je lens waar het licht doorheen komt. Hiermee bepaal je de hoeveelheid licht dat door je lens mag komen.
Door het maximale diafragma van een lens te gebruiken beperk je het licht wat door de lens komt helemaal niet. Het diafragma wordt gevormd door meerdere bladen die over elkaar heen schuiven.
Het diafragma is dus niet helemaal rond maar komt erg in de buurt. Als je het diafragma dicht draait komen de bladen naar binnen waardoor de opening kleiner wordt.
Sluitertijd
De sluitertijd bepaalt hoelang er licht door de lens op de sensor valt. Sluitertijden kunnen wisselen van 1/8000 seconden tot enkele seconden of in heel extreme gevallen zelfs enkele minuten.
Lichtgevoeligheid/ISO
De lichtgevoeligheid van de camera wordt uitgedrukt in een ISO waarde. Hoe hoger je de lichtgevoeligheid van je camera instelt hoe minder licht je nodig hebt om een foto te maken.
Een hoge gevoeligheid heeft echter wel een nadelig effect op de kwaliteit. Er zijn naast ISO meer eenheden die de lichtgevoeligheid aangeven zoals ASA en DIN.
Deze eenheden worden echter zo weinig meer gebruikt dat wanneer men over de lichtgevoeligheid spreekt het eigenlijk altijd over ISO gaat.
Belichtingsdriehoek
Soorten sluiters
Mechanische sluiters zijn er in twee soorten: centraalsluiters (in het objectief) en spleetsluiters (voor het film/sensorvlak). Beide types hebben hun eigen voor- en nadelen, maar ze hebben gemeenschappelijk dat de constructie met bewegende onderdelen beperkingen meebrengt voor de kortste sluitertijd en de burstrate. Met 1/4000 of 1/8000 seconde en zo'n 10 beelden per seconde zit een mechanische sluiter wel aan z'n maximum.
Bij een elektronische sluiter doet de sensor zelf dienst als sluiter, en heb je veel minder last van zulke beperkingen. Je kunt bij sommige nieuwe camera's zelfs tijdens de belichting live zoekerbeeld houden zonder onderbrekingen of black-outs (zoals bij een spiegelreflex, door de opklappende spiegel).
Nog een voordeel: een elektronische sluiter produceert geen geluid. Wel zo prettig als je een klassiek concert in een muisstille zaal moet fotograferen.
Nog een voordeel: een elektronische sluiter produceert geen geluid. Wel zo prettig als je een klassiek concert in een muisstille zaal moet fotograferen.
Helaas heeft een elektronische sluiter niet alleen maar voordelen. Door de manier waarop de pixels op de sensor zijn geschakeld en de interne vertraging die dit oplevert, kan bij snel bewegende onderwerpen vervorming optreden, vergelijkbaar met het rolling shutter effect bij filmen. Ook flitsen behoort niet altijd tot de mogelijkheden (raadpleeg voor dat soort zaken de gebruiksaanwijzing).